Compensatie van overuren
Betreft CAO: CAO-UB Deel I - Algemeen, CAO-UB Deel II - Journalistiek
Uitgangspunt
In de verschillende cao's in de sector tot en met 2014 bestond de regeling dat aan werknemers ingedeeld in de hogere salarisschalen geen overwerkvergoeding per keer werd uitbetaald, maar dat een vaste jaarlijkse compensatie voor overwerk werd gegeven in de vorm van extra vrije tijd, uitgedrukt in dagen of in uren. Daaraan lag het uitgangspunt ten grondslag dat werknemers die zijn aangesteld op hoger beloonde functies niet primair zijn aangenomen voor het aantal uren dat is genoemd in de arbeidsovereenkomst, maar voor het vervullen van de specifieke taak of functie die is benoemd in de arbeidsovereenkomst. Die goede taak- of functievervulling brengt met zich mee dat er sprake kan zijn van situaties waarin langer moet worden doorgewerkt.
Compensatieafspraken voor de hogere en de lagere salarisschalen
Het uitgangspunt van extra vrije tijd voor de hogere salarisschalen ter compensatie van overwerk is in de CAO voor het Uitgeverijbedrijf gehandhaafd. Voor de hoger betaalde functies worden overuren niet per keer afgerekend, maar wordt een vaste jaarlijkse compensatie gegeven in de vorm van extra vrije tijd (in uren of in dagen). De regeling is neergelegd in artikel 4.9 lid 1 van de cao (voor voltijd dienstverbanden) en in artikel 4.10 lid 2 (voor deeltijd dienstverbanden).
Voor lagere salarisschalen geldt als uitgangspunt dat in geval van overuren wèl zoveel mogelijk per keer wordt afgerekend, hetzij door compensatie in de vorm van vervangende vrije tijd, hetzij in de vorm van compensatie in geld (overwerkvergoeding).
De afbakening tussen de hogere en lagere salarisschalen verschilt per salarisgebouw in de cao. In de zgn. Functiegroepbepalingen is per functiegroep bij de salarisbepalingen aangegeven vanaf welk salarisniveau de regeling Extra vrije tijd van toepassing is.
Op ondernemingsniveau zijn andere keuzes dan de regeling Extra vrije tijd mogelijk
Door de cao zijn de drie verschillende compensatievormen (extra vrije tijd, overwerkvergoeding en vervangende vrije tijd) aan bepaalde salarisgroepen gekoppeld. Maar in de cao wordt in de artikelen 4.9 en 4.10 ook de mogelijkheid gegeven om op ondernemingsniveau andere compensatie-afspraken te maken.
De cao noemt verschillende vormen van compensatie (die elkaar uitsluiten!). Schematisch ziet dat er als volgt uit.

Compensatie van overuren en meeruren en de Wet Minimumloon en vakantietoeslag 2018
Per 1-1-2018 is in de wet Minimumloon en vakantietoeslag (WML) een nieuw artikel 13a opgenomen dat bepaalt dat over- en meerwerk ook onder de Wet minimumloon en vakantietoeslag (WML) vallen. Dat betekent dat de werkgever m.i.v. 1 januari 2018 in beginsel verplicht is ook over over- en meeruren vakantiebijslag te betalen. Dat artikel breekt dus deels in op de afspraak in de cao-UB dat over overwerk geen vakantiegeld wordt betaald.
Afwijkende afspraken in de vorm van tijd-voor-tijdafspraken, zoals hierboven in de cao-UB zijn gemaakt, blijven echter toegestaan, zolang die afspraken bij cao zijn gemaakt. Van belang is alleen dat de totale cao-beloningsafspraak niet onder het niveau van de beloning conform de WML inclusief overuren en vakantiegeld uitkomt.
Dat werkt als volgt. Het minimumloon wordt bekeken over alle werk-, meer- en/of overuren tezamen. Krijgt een werknemer op grond van de cao-afspraken al meer betaald dan het minimumloon inclusief overuren en vakantietoeslag, dan blijft die afwijkende afspraak in de cao-UB (zoals tijd voor tijd) gewoon van kracht.
De Memorie van toelichting bij de wet zegt o.m. het volgende:
“De regels (in de WML) die zien op compensatie in betaalde vrije tijd zijn niet relevant als voor het totaal aan verrichte uren arbeid ten minste het minimumloon is betaald, conform het van de normale arbeidsduur afgeleide geldende minimumloon per uur. Als bijvoorbeeld sprake is van een bruto uurloon van € 10,00 en een normale arbeidsduur van 40 uur per week (€ 400 per week), dan is bij 5 uren meerwerk 45 uur per week gewerkt. Dit is omgerekend € 8,88 bruto per uur, waarmee dit loon nog steeds boven het van het minimumloon afgeleid loon per uur van € 8,80 bruto ligt. Indien voor deze 5 uren compensatie in vrije tijd zou zijn afgesproken, dan is deze afspraak niet onderworpen aan de vereisten die de WML via het onderhavige wetsvoorstel stelt aan compensatie in betaalde vrije tijd. Immers, voor alle 45 gewerkte uren is reeds ten minste het minimumloon betaald.”
Samenvattend geldt dus dat de beloning dus altijd ten minste 108% van het minimumloon dient te zijn. De waarde van 108% van het WML geldt dus al bodem.