Artikel 14.7 Ontslag ten gevolge van structuurwijziging
Duur en hoogte van de aanvulling
1. Na ontslag t.g.v. structuurwijziging wordt de WW-uitkering gedurende de eerste 4 maanden aangevuld tot 95% bruto en daarna tot een navolgend gedifferentieerd aanvullingsniveau:
- bij een fulltime salaris tot € 3.000,- : aanvulling tot 89% bruto
- bij een fulltime salaris van € 3.000,- tot € 4.000,- : aanvulling tot 87% bruto
- bij een fulltime salaris van € 4.000,- en hoger: aanvulling tot 85% bruto van het laatst verdiende brutoloon gedurende een periode die gelijk staat aan:
• 60% van de periode waarop recht bestaat op een WW-uitkering voor tijdschriftjournalisten die op de datum van het ontslag nog geen 40 jaar zijn en nog geen 10 jaar in dienst zijn;
• 80% van de WW-periode voor tijdschriftjournalisten die 40 jaar of ouder zijn maar nog geen 50 jaar en nog geen 10 jaar in dienst;
• de gehele WW-periode voor journalisten die op de datum van ontslag tenminste 10 jaar in dienst zijn of 50 jaar zijn of ouder;
Toepassing van deze regeling mag niet leiden tot onderscheid van werknemers gebaseerd op nationaliteit of woonplaats. Ongeacht de hoogte van de basisuitkering van het betreffende land waar de werknemer zijn recht geniet, zal deze uitkering tot bovengenoemde percentages van zijn laatstverdiende brutosalaris, worden aangevuld.
Er geldt een minimum aanvullingstermijn van 6 maanden.
De aanvullingen worden geïndexeerd met de structurele loonstijgingen ingevolge de cao
De aanvulling wordt verrekend met de wettelijke transitievergoeding, met in achtneming van het bepaalde in het besluit van 23 april 2015,Stb. 2015, 171 (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding).
60+ regeling
2. Voor oudere journalisten die op het moment van ontslag 60 jaar of ouder zijn en vijf jaar of langer werkzaam zijn geweest in de sector uitgeverijbedrijf als dagbladjournalist, publiekstijdschriftjournalist, opinieweekbladjournalist en/of huis-aan-huisbladjournalist geldt een 60+ regeling.
Deze 60+ regeling is gestoeld op de volgende uitgangspunten:
a. De WW-uitkering van de journalist wordt door de werkgever aangevuld gedurende de eerste zes maanden tot 95% en daarna tot 80% van het laatst verdiende bruto salaris.
b. Tot 1 januari 2020 geldt de volgende aanvulling die is gekoppeld aan de IOW.
I. De aansluitende IOW-uitkering wordt gedurende maximaal 24 maanden aangevuld tot 70% van het laatst verdiende bruto salaris onder verrekening van de eventueel opgebouwde prepensioenuitkering, doch ten hoogste tot aan de 66-jarige leeftijd.
II. De journalist ontvangt in de laatste periode van de WW een eenmalige, op de persoonlijke situatie berekende, uitkering als compensatie voor de volgende twee inkomenscomponenten:
- de gederfde AOW-uitkering vanaf het moment van beëindiging van de aanvulling op de uitkering IOW tot aan het bereiken van de persoonlijke AOW-leeftijd, en
- een compensatie voor het aanvullend pensioen met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar en ouder vanaf het moment van beëindiging van de aanvulling op de uitkering IOW tot aan het bereiken van de pensioenleeftijd, doch ten hoogste 67 jaar en drie maanden.
Als peildatum voor de vaststelling van de persoonlijke AOW-leeftijd geldt de datum van uitdiensttreding.
Aanvulling op lager salaris
3. De journalist die wegens het vervallen van zijn functie buiten het bedrijf resp. concern een werkkring aanvaardt tegen een lager salaris, komt – voor zover hiervoor geen wettelijke voorzieningen bestaan - gedurende de voor hem geldende aanvullingsperiode in aanmerking voor een aanvulling tot het laatst verdiende bruto salaris. Deze uitkering is slechts verschuldigd indien tijdig deugdelijke loonspecificaties worden overgelegd.