Inleiding bij Deel II Journalistiek
De partijen die betrokken zijn bij Deel II Journalistiek vertegenwoordigen elk hun eigen belangen, maar hebben daarnaast als partners een gezamenlijk en maatschappelijk belang: zij werken samen aan een hoogwaardige en onafhankelijke nieuwsvoorziening die essentieel is voor het functioneren van een democratische samenleving.
Hoewel nieuwsmedia hierop beslist geen monopolie hebben, vormen zij wel de enige bedrijfstak die nieuwsvoorziening als kernactiviteit heeft. Dit maakt de positie van de nieuwsmedia (zoals dagbladen en tijdschriften) en hun makers tot een bijzondere; zij zijn in meer of mindere mate en ieder voor hun eigen specifieke bijdrage aan het maatschappelijk debat, grondstoffenleverancier van de democratie.
In de moderne maatschappij zijn nieuwsmedia niet langer papieren media die op vaste tijden het wereldbeeld van hun lezers bepalen. Uitgevers van nieuwsmedia zijn veranderd in multimediale nieuwsorganisaties waarin journalisten onder hoge tijdsdruk hun lezers via allerlei kanalen op de hoogte houden van wat er in de wereld gebeurt en hoe dit kan worden geïnterpreteerd. Duiding van gebeurtenissen en ontwikkelingen vergt diepgaande kennis die bovendien snel veroudert. Daarom volstaat het niet langer dat journalisten hun professionele kennis op peil houden, zij moeten die daarnaast ook verdiepen en uitbreiden. Permanente scholing moet daarom een gegeven zijn in een kennisorganisatie die de nieuwsmediaredactie in wezen is. Dat is niet alleen een belang van uitgevers en journalisten, het is een publiek belang.
Een ander belang dat de partners bij Deel II Journalistiek delen is dat de nieuwsmediajournalistiek in de toekomst voor talentvolle mensen van alle leeftijden aantrekkelijk blijft om in te werken. Voor een krimpende sector is dat geen vanzelfsprekendheid. Journalistiek trekt een aanzienlijke wissel op het privéleven van journalisten. Dat verplicht cao-partijen tot het creëren van moderne arbeidsvoorwaarden die het voor mannen en vrouwen van alle leeftijden mogelijk maakt een goede balans tussen werk en privé te vinden gedurende hun gehele loopbaan.
Partijen beseffen dat deze voorwaarden alleen kunnen worden gerealiseerd in een gezonde journalistieke sector en dat verdere professionalisering van de beroepsgroep en een aantrekkelijke werkomgeving aan de gezondheid van de gehele sector kan bijdragen.
INSI Veiligheidsconvenant
Cao-partijen stellen vast dat werkgevers een zorgplicht hebben naar hun werknemers en freelancers als het gaat om veiligheid, voor- en nazorg. Naar aanleiding van de dood van de Amerikaanse journalist James Foley, stelde het International News Safety Institute (INSI) in 2014 het Veiligheidsconvenant op. In dit convenant staat dat de verantwoordelijkheid voor de risico’s waaraan journalisten bloot staan, gezamenlijk moeten worden gedragen. Dit kan alleen als journalisten goed voorbereid en met de juiste middelen op reis gaan. Daar past een goede training en verzekering bij en een honorering die het mogelijk maakt om reis- en verblijfskosten en een lokale contactpersoon (fixer) te kunnen betalen. Deze contactpersoon wordt ingeschakeld voor ondersteuning van de journalist. Het kan gaan om tolk- en vertaaldiensten, om gidswerk, om het bemiddelen of assisteren bij het verkrijgen van documenten, onderdak, vervoer en communicatiefaciliteiten en om het aanboren van informatiebronnen die anders door taal- en cultuurverschillen of als gevolg van veiligheidsproblemen minder toegankelijk zouden zijn.
Cao-partijen steunen de doelstellingen van het INSI Veiligheidsconvenant.
Hoofdpunten uit het INSI Veiligheidsconvenant:
• Het behoud van leven en veiligheid staat voorop. Nieuwsorganisaties worden aangespoord om prioriteit te geven aan de veiligheid van alle journalisten. Zowel journalisten in dienst als freelancers zijn ervan op de hoogte dat onverantwoorde risico’s onaanvaardbaar zijn.
• Werken in risicovolle gebieden gebeurt op vrijwillige basis en door ervaren journalisten dan wel onder hun directe supervisie. De relatie met opdrachtgever of werkgever mag nooit onder druk komen te staan als gevolg van een weigering of stopzetting van een gevaarlijke opdracht.
• Alle journalisten, zowel in vaste dienst als freelancers, moeten voldoende en adequate veiligheidstraining hebben gevolgd. Werkgevers en opdrachtgevers worden opgeroepen om trainingen verplicht te stellen.
• Werkgevers en opdrachtgevers zorgen ervoor dat journalisten op de hoogte zijn van de politieke, fysieke en sociale omstandigheden in het gebied waar zij werken.
• Werkgevers en opdrachtgevers moeten journalisten voorzien van een efficiënte veiligheids- en medische uitrusting.
• Alle journalisten, in dienst en freelance, moeten voldoende verzekerd zijn tijdens het werken in een vijandige gebieden, met inbegrip van oorlogsdekking.
• Werkgevers en opdrachtgevers moeten psychosociale begeleiding aan journalisten kunnen bieden. Managers moeten zijn getraind om traumatische stress te herkennen.
De volledige tekst van het convenant is opgenomen in Bijlage 5.